De ESG’s: de drie thema’s binnen de CSRD

Voor de CSRD moet je rapporteren binnen drie thema’s die de ESG-normen worden genoemd: Environmental, Social en Governance. Dit betekent dat je inzicht geeft over de impact wat betreft mens, milieu en bedrijfsvoering. In dit artikel gaan we de drie thema’s langs en beschrijven we in meer detail waarover je moet rapporteren. De drie normen houden het volgende in:

  • E (Environmental): Deze normen gaan over milieu-impact, zoals de uitstoot van broeikasgassen, watergebruik, en biodiversiteit. Het doel is bedrijven te verplichten verantwoordelijkheid te nemen voor hun milieu-impact en deze transparant te rapporteren.
  • S (Social): Deze normen behandelen de sociale impact van een organisatie, zoals arbeidsomstandigheden, mensenrechten en gemeenschapsimpact.
  • G (Governance): Dit heeft betrekking op de manier waarop organisaties worden bestuurd, waaronder transparantie, ethiek, en de rol van leidinggevenden in duurzame besluitvorming.

1. Milieu (E)

De milieunormen richten zich op de impact van een organisatie op het klimaat, natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen.

Klimaatverandering (E1)

Bedrijven moeten rapporteren over:

  • Broeikasgasemissies: Scope 1 (directe emissies), Scope 2 (indirecte emissies door energieverbruik) en Scope 3 (indirecte emissies in de waardeketen).
  • Fysieke risico’s: Impact van klimaatverandering op bedrijfsactiviteiten, zoals extreme weersomstandigheden en stijgende temperaturen.
  • Transitierisico’s: Financiële en operationele risico’s van de overgang naar een koolstofarme economie.
  • Strategieën en doelstellingen: Actieplannen om emissies te reduceren, in lijn met internationale klimaatdoelen zoals het Parijs Akkoord.

Verontreiniging (E2)

Deze norm vereist transparantie over de vervuiling die een bedrijf veroorzaakt en de inspanningen om deze te verminderen.

  • Uitstoot naar lucht, water en bodem: Denk aan chemische lozingen, fijnstof, stikstof en andere schadelijke stoffen.
  • Beheersmaatregelen: Strategieën om vervuiling te beperken, zoals filtertechnologieën, alternatieve productieprocessen en emissiereductieprogramma’s.

Water en mariene hulpbronnen (E3)

Rapportage over hoe een bedrijf omgaat met watergebruik en de bescherming van waterbronnen.

  • Waterverbruik en -efficiëntie: Maatregelen om waterverbruik te reduceren en hergebruik te stimuleren.
  • Impact op mariene ecosystemen: Bijvoorbeeld afvalwaterlozingen en de effecten op biodiversiteit in wateren.

Biodiversiteit en ecosystemen (E4)

Organisaties moeten inzicht geven in hoe hun activiteiten biodiversiteit beïnvloeden.

  • Verlies aan biodiversiteit: Bijvoorbeeld ontbossing, vernietiging van habitats en monocultuur.
  • Maatregelen ter bescherming van ecosystemen: Zoals herbebossing, natuurbescherming en samenwerking met milieuorganisaties.

Grondstoffengebruik en circulaire economie (E5)

Deze norm richt zich op duurzaam gebruik van materialen en afvalbeheer.

  • Grondstoffengebruik: Efficiëntie in het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de overstap naar hernieuwbare materialen.
  • Afvalbeheer: Hoe bedrijven hun afval reduceren, hergebruiken of recyclen.
  • Circulariteit: Overgang naar circulaire businessmodellen, zoals product-as-a-service en modulair ontwerp.

2. Sociaal (S)

Deze normen behandelen de impact van een bedrijf op mensen, zowel intern (werknemers) als extern (gemeenschappen, leveranciers en consumenten).

Eigen personeel (S1)

Rapportage over arbeidsomstandigheden en welzijn van werknemers.

  • Diversiteit en inclusie: Gendergelijkheid, etnische diversiteit en gelijke kansen.
  • Arbeidsvoorwaarden: Beloning, contractvormen en secundaire arbeidsvoorwaarden.
  • Gezondheid en veiligheid: Preventiemaatregelen, ziekteverzuim en psychosociale risico’s.

Werknemers in de waardeketen (S2)

Bedrijven moeten transparant zijn over hoe ze arbeidsrechten waarborgen binnen hun supply chain.

  • Arbeidsomstandigheden bij leveranciers: Kinderarbeid, gedwongen arbeid en leefbare lonen.
  • Duurzame inkoop: Samenwerking met leveranciers om sociale en ecologische standaarden te verbeteren.

Getroffen gemeenschappen (S3)

De impact van bedrijfsactiviteiten op lokale gemeenschappen en hoe bedrijven hiermee omgaan.

  • Maatschappelijke betrokkenheid: Bijvoorbeeld sponsoring, educatieprogramma’s of infrastructuurprojecten.
  • Nadelen voor gemeenschappen: Denk aan onteigening, milieuvervuiling of impact op inheemse bevolkingsgroepen.

Consumenten en eindgebruikers (S4)

Hoe een bedrijf de rechten en belangen van consumenten beschermt.

  • Productveiligheid: Garanderen dat producten en diensten geen schadelijke effecten hebben.
  • Transparantie: Eerlijke marketing en duidelijke productinformatie.
  • Data-ethiek: Bescherming van klantgegevens en privacy. 

3. Bedrijfsvoering (G)

Governance-normen hebben betrekking op bestuurlijke structuren, ethisch ondernemerschap en naleving van wet- en regelgeving.

Zakelijk gedrag (G1)

  • Bestuurlijke structuur: Verantwoordelijkheden binnen het management en de raad van bestuur.
  • Ethisch ondernemen: Anti-corruptiemaatregelen, naleving van wetten en ethische bedrijfspraktijken.
  • Risicomanagement: Hoe duurzaamheid wordt geïntegreerd in bedrijfsbeslissingen.

Sector-specifieke normen

Naast de algemene normen van de ESRS, zijn er ook sector-specifieke normen die extra richtlijnen bieden voor bepaalde industrieën. Deze normen helpen organisaties om te voldoen aan de specifieke duurzaamheidsvereisten die uniek zijn voor hun sector, zoals bijvoorbeeld de energie-, landbouw-, of transportsector. Deze sector-specifieke normen geven meer gedetailleerde vereisten voor dataverzameling en rapportage die specifiek zijn voor de impact van die sector op milieu, sociale kwesties en governance.